Digitale vaardigheden worden door de Europese Unie gezien als typische 21st Century Skills. Wat ook niet zo gek is, aangezien het internet inmiddels flink is geïntegreerd in ons dagelijks leven. Dit wereldwijde web biedt ons veel mogelijkheden, maar kent ook een donkere kant. Criminelen hebben hun weg op de digitale snelweg gevonden en daardoor is het zaak om steeds voorzichtiger te zijn met onze gegevens. De technologie blijft zich in rap tempo ontwikkelen, dus kan men niet vroeg genoeg beginnen met goede voorlichting. Besteedt het onderwijs hier bijvoorbeeld aandacht aan en wat doen zij om jongeren wegwijs te maken in deze online jungle?
Uit onderzoek van het ECP (Electronic Commerce Platform Nederland) en Safer Internet Centre uit 2018, in het teken van de Safer Internet Day, blijkt dat 1 op de 6 jongeren tussen de twaalf en zeventien jaar wel eens een cyberdelict heeft gepleegd. Soms bewust, maar in sommige gevallen weten zij niet eens dat ze een grens overgaan.
De politie heeft begin dit jaar een actie opgezet om jongeren te confronteren met eventuele gevolgen van hun online experimenteergedrag. Nederlandse jongeren wordt tijdens deze campagne een dikke vette worst voorgehouden. De politie stuurt namelijk een link waarmee de jongeren zogenaamd gamegeld kunnen stelen in Fortnite, een account hacken op Instagram of een DDoS-aanval op hun school kopen. Op die manier heeft de politie 9456 jongeren in de val gelokt. In plaats van gamegeld of een DDoS-aanval krijgen de jongeren namelijk video’s te zien over phishing, hacking en DDoS.
We kunnen dus in ieder geval concluderen dat jongeren erg nieuwsgierig zijn en makkelijk de grens op zoeken van online sociaal gewenst gedrag. Soms gaan zij daar zelfs overheen. De politie zou het dan ook een goed idee vinden dat er thuis en op school meer met jongeren wordt gesproken over de juridische én ethische grenzen van het internet.
"Het onderwijs loopt achter als het gaat om voorlichting over internet"
De 19-jarige hacker Zawadi Done vindt dat dit in het huidige onderwijssysteem nog veel te weinig gebeurt. “Ik heb amper les gekregen over internet, laat staan over hacken. Niet op de basisschool of de middelbare school, en zelfs niet bij mijn mbo IT-opleiding”, legt hij uit. “Jongeren krijgen over van alles voorlichting maar ik vind dat het onderwijs op dit gebied flink achterloopt.”
Zawadi leert op zijn mbo-opleiding hoe hij moet programmeren en wordt door zijn leraar geattendeerd op een programma waar je websites mee kunt hacken. “Met YouTube tutorials heb ik het mezelf uiteindelijk aangeleerd. Als je een beetje handig bent met computers lukt dat best. Als je daarbij bedenkt dat jongeren heel erg nieuwsgierig zijn en willen kijken hoe ver ze kunnen gaan, kan dat ongewenste situaties opleveren.”, vertelt hij.
Uiteindelijk lukt het Zawadi om in te breken in een server van school. “Ik had ineens toegang tot allemaal opdrachten van medestudenten en andere gevoelige informatie. Daar schrok ik best wel van. Ik ben toen direct met mijn ontdekking naar een docent gegaan en hij was er superblij mee. Op die manier kan de school namelijk hun beveiliging verbeteren.”
De 27-jarige hackster Sanne Maasakkers heeft minder fijne herinneringen aan haar eerste ervaringen met hacken. “Ik was denk ik dertien of veertien en ik was altijd al super geïnteresseerd in het internet. Ik vond het dan ook heel leuk om mijn eigen sites te maken. Dat was ook allemaal heel leuk totdat ik werd gehackt. Mijn website was vervangen voor een site waar je als dertien- of veertienjarige niet graag op wilt komen. Het bleek gelukkig niet aan mezelf te liggen. Het webhostingbedrijf waar ik mijn website bij op de server had staan, was gehackt. Het was een beetje een nare situatie, maar hierdoor is wel mijn interesse voor het hacken aangewakkerd”, legt ze uit.
“Ik heb toen onderzocht hoe ik er zelf voor kan zorgen dat mijn websites veilig zijn. Destijds ben ik web development een beetje gaan combineren met security. Er was op dat moment echt helemaal geen awareness rond het fenomeen hacken, dus ik kon niet één-twee-drie ergens terecht met mijn vragen. Via Google en verschillende fora heb ik mezelf wat dingen aangeleerd. Bij zoiets als dit ben je heel erg op jezelf aangewezen. Het begon bij mij dus vooral vanuit defensief oogpunt. Pas toen ik mijn eigen webhosting ging regelen, begon voor mezelf het hacken.”
Sanne zou ook graag zien dat er op scholen meer wordt geïnformeerd over de mogelijkheden en gevaren van het internet. “Alles is vrij verkrijgbaar. Je hoeft bijvoorbeeld niet het Dark Web op om te leren hacken. Met YouTube tutorials kom je al een heel eind, alleen is die stof niet op kinderen gericht. Terwijl er echt wel 12-jarigen zijn met de benodigde skills om zulke trucjes uit te halen."
"Op school wordt geleerd dat inbreken fout is en als jij een server probeert binnen te komen, is dat ook een vorm van inbraak. Ik vind dat dit prima in het rijtje past met andere omgangsnormen die wél worden benoemd in het onderwijs. Dat je bijvoorbeeld niet door rood licht mag fietsen, niet mag stelen van degene naast je en niet zomaar bij iemand naar binnen mag zonder toestemming. Wat dus online ook geldt!”, stelt Sanne.
Zawadi Done. Bron: Twitter.com/ZawadiDone
Sanne Maasakkers. Bron: Twitter.com/sannemaasakkers
"In het huidige curriculum staan überhaupt geen harde eisen voor de digitale vaardigheden van jongeren"
Volgens Linda Vonhof, medeoprichtster van Social Media Wijs, zijn scholen angstig voor hackende leerlingen en wordt er daarom geen lesmateriaal aangeboden waarin hacken aan bod komt. “Die jongeren beschikken vaak over digitale vaardigheden waar docenten niet eens bij in de buurt komen. Ze willen niet het risico lopen dat er straks een leerling met vliegensvlugge vingertjes in het schoolsysteem zit rond te neuzen.”
“In het huidige curriculum staan momenteel überhaupt geen harde eisen
over digitale vaardigheden waaraan leerlingen aan het einde van hun
schooltijd moeten voldoen”, vertelt Linda. In het curriculum staan landelijke
kerndoelen en eindtermen die leraren kunnen gebruiken voor de opzet van
hun lesprogramma. In de kerndoelen en eindtermen ligt wettelijk vastgelegd
wat de doelen en inhoud van het onderwijs zijn per vak, vakkencluster of
leergebied. Bij kerndoelen gaat het dan om dingen die kinderen in het
primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs moeten
kennen en kunnen. De eindtermen gelden voor de bovenbouw van het
voortgezet onderwijs.
In het nieuwe curriculum wordt daar wél ruimte voor gemaakt onder de noemer digitale geletterdheid. Het streven is om dat in 2022 in te voeren. Op donderdag 10 oktober nam Arie Slob, minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, het voorstel voor een nieuw curriculum aan van Curriculum.nu. Dit is een collectief van vakbonden, vakverenigingen en schoolbesturen die hun koppen bij elkaar gestoken hebben om te bepalen wat kinderen moeten leren tijdens hun basis- en middelbare schoolperiode.
“Doordat er in het huidige curriculum eigenlijk verrassend weinig staat over digitale vaardigheden, houden grote uitgevers zich vooral bezig met gangbare vakken als taal en rekenen. Op de lerarenopleiding worden leraren ook klaargestoomd om vooral op deze gebieden les te geven. Als er dan ineens iets verandert in de vraag naar onderwijs, zitten scholen met twee grote uitdagingen. Ten eerste moeten zij zich afvragen of hun leraren wel voldoende zijn geschoold om aan de nieuwe eisen te voldoen en ten tweede is het een kunst om aan het juiste lesmateriaal te komen”, legt Linda uit. Social Mediawijs is een kleinere uitgever die zich richt op een specifiek thema. In dit geval is dat internet en social media.
Linda Vonhof is medeoprichtster van Social Media Wijs. Zij bieden lespakketten aan scholen, omdat er volgens hen een digitale uitdaging ligt in het onderwijs. De kloof tussen jongeren en ouderen wordt volgens hen steeds groter als het gaat om kennis en vaardigheden op digitaal gebied.
“Wat wij aanbieden is best wel divers. Ten eerste maken wij onderscheid tussen digitale- en klassikale lespakketten. Bij de digitale gaan leerlingen vooral zelf aan de slag in een digitale omgeving en bij klassikaal moet je denken aan presentaties die we geven op scholen. Soms hebben scholen niet voldoende digitale middelen, geloven zij er niet in of is de kennis van de docenten niet toereikend genoeg waardoor ze liever niet voor de digitale variant kiezen.”
“Daarnaast kunnen scholen kiezen uit korte of lange lespakketten. Bij het korte lespakket gaat het vooral over mediawijsheid thema’s; kan ik alles geloven wat ik lees op internet en hoe gaan we online met elkaar om. Dat soort onderwerpen komt daarbij aan bod. De uitgebreide lespakketten heeft die thema’s ook, maar daar komen ook digitale vaardigheden bij. Hoe ze online bruikbare informatie kunnen vinden en daarnaast laten we ze ook zelf nieuws of een onlinepresentatie maken.”
“Voor het basisonderwijs bieden we één pakket aan en voor het voortgezet onderwijs is het aanbod afgestemd op het niveau. Zo hebben we speciale pakketten voor het praktijkonderwijs, vmbo en havo/vwo. Wij zijn een kleinere uitgever die echt in een niche zit. Omdat scholen niet verplicht zijn om aandacht te besteden aan dit onderwerp, gebeurt dit altijd op eigen initiatief. Er zijn scholen die zelf een lespakket ontwikkelen, maar meestal is daar echt te weinig tijd voor en bij de grotere uitgevers kunnen ze voor mediawijsheid dus nog niet terecht. Dat leidt ze dan al gauw naar ons toe.”
“Wij besteden heel veel aandacht aan het thema veilig internetten. De focus ligt dan vooral op situaties waarbij je slachtoffer bent van hacken of hoe je het best een veilig wachtwoord instelt. Op basisscholen blijft het vooral bij dat laatste, maar bij het voortgezet onderwijs gaan we dieper in op wat hackers nou precies zijn en geven we lessen in het teken van cybersecurity. Hierbij komen ook de verschillende rollen van hackers aan bod, want niet iedere hacker heeft natuurlijk kwade bedoelingen.”
"Films en media zorgen voor een negatief beeld over hackers"
Zowel Zawadi als Sanne vinden het beeld dat vaak wordt geschetst over hackers, niet stroken met de werkelijkheid. “Mensen denken vaak aan mannen met capuchons op een donker zolderkamertje en bedenken er allerlei praktijken uit The Matrix bij, maar zo is het helemaal niet”, vertelt Sanne lachend. “Zo houd ik bijvoorbeeld ook niet van de term ‘ethisch hacker’. In mijn ogen zijn wij dat allemaal. Iedereen die hackt met slechte bedoelingen noem ik geen hacker, maar crimineel”, voegt Zawadi daaraan toe. "Als Pathé miljoenen verliest door een hacker lezen we er van alles over in de krant, maar je hoort nooit berichten in de trant van: 'Deze hacker houdt onze websites veilig' of 'Hacker zorgt ervoor dat iemand niet kon inbreken in een belangrijke server'. Je ziet eigenlijk alleen iets wanneer het fout gaat", vult Sanne aan.
“Kijk, je hebt eigenlijk drie verschillende groepen hackers; er zijn white hat-, grey hat- en black hat hackers. White staat natuurlijk voor de ethische hackers en black voor de mensen die hun hack skills voor criminele activiteiten gebruiken, maar je hebt ook een heel groot grijs gebied waar het niet zo zwart-wit is. De grey hat hackers dus."
"Volgens mij zijn er ook geen hele duidelijke richtlijnen voor wat nou goed of slecht is. Wat dat betreft is het rechtssysteem ook nog niet toereikend genoeg, dat zal ook nog wel even duren”, legt Sanne uit. “Op zich is het goed als je ontdekt dat er een beveiligingslek is op een bepaalde website of server. Zo lang je niet gaat knoeien met de data en aan de beheerders meldt wat je gevonden hebt, ben je op zich goed bezig. Dan moet je ze nog wel negentig dagen de kans gunnen om er iets mee te doen, voordat je erover opschept op social media.”
Sanne en Zawadi zijn beiden werkzaam als zogenaamde ethische hackers.
Dit houdt in dat zij door klanten worden ingehuurd om hen te hacken,
juist om ervoor te zorgen dat de websites of servers van die klant veiliger
worden. “Ik werk voor het NFIR, Nederlandse Forensisch Incident
Response, daar houden we ons bezig met het herstellen van schade na
cybercriminaliteit. We helpen mensen die slachtoffer zijn geworden van
hackers met kwade bedoelingen. Verder huren bedrijven mij juist in om
hun systeem te hacken. Als ik dan een beveiligingslek ontdek, kan dat
worden gedicht. Zo draag ik een steentje bij om het internet een veiligere
plek te maken”, legt Zawadi uit.
“Ik vind dat scholen ook echt meer moeten informeren over hacken als beroep. Ik hoor nog zo vaak van mensen: ‘Hè, is dat écht een baan?’ Doordat het woord hacker vaak een negatieve lading heeft, denken mensen niet zo snel dat je er ook eerlijk je brood mee kunt verdienen”, zegt Sanne. “Dat geldt trouwens niet alleen voor jongeren, ook ouderen zijn vaak verbaasd over het feit dat je beroepshacker bent.” Zawadi is het met Sanne eens en raadt jongeren juist aan om iets in de ICT te gaan doen. “In deze branche zijn zoveel banen dat je bijna niet hoeft te solliciteren, de banen worden je zowat in je schoot geworpen. Daarom is het belangrijk dat jongeren hier meer van weten, het is een enorme kans op een leuke carrière”, legt hij uit.
Alleen hoe word je een ethisch hacker? Er bestaat namelijk niet zoiets als een hackschool. “Nee, er is inderdaad geen opleiding die je per se moet volgen. Collega’s van mij hebben bijvoorbeeld Filosofie gestudeerd, ja daar denk je ook niet meteen aan als je het over hacken hebt. Een startcertificaat zegt natuurlijk wel iets, maar bij het bedrijf waar ik werk wordt vooral gekeken naar je skills en kwaliteiten. Je diploma speelt dan niet zo’n grote rol, in ieder geval niet de studie die eraan vast zit”, legt Sanne uit. “Ik heb zelf wel een IT-opleiding gedaan, daardoor heb ik soms voordeel. Ik weet bijvoorbeeld hoe computers in elkaar zitten en doordat ik kan programmeren, weet ik waar fouten kunnen ontstaan. Toch vind ik dat allemaal niet noodzakelijk. Wat betreft hacken zit het hem vooral in doorzettingsvermogen, creatief denken en je vrije tijd investeren om beter te worden. Je leert zulke skills vooral door het gewoon zelf te doen.”
"In de zomer organiseren wij hier de Summer School. Kinderen kunnen hier dan leren "hacken", het is redelijk laagdrempelig hoor qua hacken. Ze leren bijvoorbeeld hoe makkelijk je iemands wachtwoord kan raden met een klein beetje persoonlijke informatie van die persoon. Als jij bijvoorbeeld de pizzeria belt om te vragen wat de favoriete pizza is van degene die jij probeert te hacken, kan het wachtwoord zomaar die pizza salami zijn waar diegene zo dol op is en dan ben je binnen. We zeggen er trouwens echt wel duidelijk bij dat het eigenlijk niet mag, maar op deze manier komen jongeren er dus wel mee in aanraking. Dat vind ik belangrijk", stelt Sanne.
Dit is overduidelijk het werkstation van een hacker. Bron: Twitter.com/ZawadiDone
Sanne werkt bij Fox-It in Delft en ik ben bij
haar langs gegaan op kantoor om het te
hebben over cybercrime en hacken. Bij
binnenkomst wordt mij al snel duidelijk dat
hier gewerkt wordt met hele gevoelige
informatie. Ik bel aan bij de voordeur waarna
de receptioniste vriendelijk de deur voor me
opent. Zonder geldige legitimatie kom je hier
niet binnen. In ruil voor het tonen van mijn
rijbewijs, krijg ik een bezoekerspas die ik ten
alle tijden zichtbaar moet dragen. Luister
hieronder wat Fox-It precies voor een bedrijf is en hoe spannend het werk van een ethisch hacker soms kan zijn.
Als je gehackt bent kun je terecht bij Fox-It
Wat vinden jongeren zelf van hun kennis over cybercrime en de online wetgeving?
Om erachter te komen hoe de perceptie van jongeren is op deze materie, ben ik langs gegaan op het Lorentz Lyceum in Arnhem. Daar zijn 121 leerlingen tussen de 13 en 17 jaar oud gevraagd naar hoe zij in het huidige onderwijs worden geïnformeerd over het internet. Uit hun antwoorden blijkt dat 48,8 procent vindt dat zij (ruim) voldoende worden geïnformeerd over de gevaren van het internet en daarnaast vindt 69,4 procent dat zij (ruim) voldoende worden geïnformeerd over sociaal ongewenst gedrag online. "Dit hoge percentage komt waarschijnlijk doordat scholen thema's als cyberpesten wel al een tijdje op de radar hebben", verwacht Sanne. Als we kijken naar de informatie over de grenzen binnen de onlinewetgeving, vindt slechts 27,2 procent dat het onderwijs daarin (ruim) voldoende aanbiedt.
Dit blijkt ook wanneer de leerlingen bepaalde casussen
moeten beoordelen op strafbaarheid op een schaal van 1 tot 10.
Een Blu-Ray film uit de winkel stelen wordt door de leerlingen
duidelijk veroordeeld met een 7,5. Daar tegenover geven zij slechts
een 3,2 als het gaat om het illegaal downloaden van een film.
Iemand bedreigen op straat beoordelen de jongeren met
een 8,3 en bedreigen via WhatsApp beoordelen zij ruim een punt
lager met een 7,1. Terwijl jongeren het inbreken in het
schoolsysteem, waar cijfers, opdrachten of dossiers aangepast
kunnen worden, wel erger vinden (7,3) dan een proefwerk stelen
uit een afgesloten kast van een docent (6,5).
De perceptie van jongeren over de (online)wetgeving is soms dus ietwat scheef. Volgens Zawadi komt dit omdat je online weinig sporen achterlaat. “Als ik goed mijn best doe, zie jij de volgende ochtend niks van mijn werk als jij je computer aan zet. Terwijl als jij bij de Albert Heijn een chocoladereep steelt en ze betrappen je, dan hebben ze de chocoladereep die jij in je zak hebt nog als bewijs. Als ik iemand heb gehackt, word ik eigenlijk niet betrapt”, legt hij uit. Linda Vonhof is het hiermee eens. “Het is veel minder tastbaar, daardoor kunnen de grenzen voor wat wel en niet mag, vaag zijn voor jongeren en kunnen zij dus ook onbewust over de schreef gaan”, stelt zij.
Ook zegt 43 procent van de jongeren dat ze wel eens hebben geprobeerd te hacken, illegaal downloaden of online pesten. 19,8 procent van de jongeren heeft dit nog nooit gedaan, maar heeft er wel eens over nagedacht.
Een groot deel van de leerlingen vindt dus dat zij over het algemeen voldoende worden geïnformeerd op school, maar gaan op sommige gebieden dus toch nog de fout in. "Jongeren zijn natuurlijk supernieuwsgierig en experimenteren op allerlei gebieden, dus ook online. Kattenkwaad loopt dan wel eens uit de hand, omdat ze kijken hoe ver ze kunnen gaan", zegt Sanne Maasakkers.
Op het Lorentz Lyceum in Arnhem wordt tweetalig onderwijs gegeven.
Hoe ziet het voorstel van digitale geletterdheid in het nieuwe curriculum eruit?
Wat betreft digitalisering en de integratie van het internet loopt het onderwijs dus behoorlijk achter op de rest van de maatschappij. “Sinds twee jaar zijn er verschillende werkgroepen aan de slag om een nieuw curriculum in elkaar te zetten. Daar wordt in 2022 dus het domein digitale geletterdheid aan toegevoegd”, zegt Linda Vonhof.
Voorlopig ligt er alleen nog een voorstel op tafel dat is ingediend bij minister Arie Slob door Curriculum.nu. Maar wat staat daar precies in? In de periode maart 2018 tot oktober 2019 heeft een team van leraren en schoolleiders per vakgebied de benodigde kennis en vaardigheden bepaald. Voor het nieuwe curriculum is er dus ruimte gemaakt voor digitale vaardigheden. In het voorstel staan zes thema’s die in vier domeinen aan bod komen, namelijk informatievaardigheden, mediawijsheid, ICT-basisvaardigheden en computational thinking (vraagstukken of problemen oplossen met behulp van digitale technologie). Digitale geletterdheid wordt waarschijnlijk niet per se een apart vak, maar wordt geïntegreerd in de al bestaande vakken. Bij Nederlands kan bijvoorbeeld het digitaal publiceren van een tekst worden behandeld. Thema’s als programmeren zijn minder makkelijk te integreren in bestaande lesprogramma’s. Hier zijn waarschijnlijk gespecialiseerde leraren en aparte lessen voor nodig.
Wanneer zijn leerlingen eigenlijk digitaal geletterd? Volgens het voorstel is hier sprake van als zij bewust, verantwoordelijk, kritisch en creatief gebruik kunnen maken van digitale technologie, digitale media en andere technologieën die nodig zijn om toegang te krijgen tot informatie en om actief te kunnen deelnemen aan de hedendaagse én toekomstige (informatie)samenleving. Bij het domein ICT-vaardigheden wordt overzicht gecreëerd in de vele mogelijkheden en beperkingen van digitale technologie. Jongeren leren hierbij over de werking van computers en netwerken.
Binnen het domein informatievaardigheden wordt aandacht besteed aan het scherp kunnen formuleren van een informatievraag op basis van een informatiebehoefte, het zoeken en vinden van bronnen die (deels) antwoord geven op de informatievraag, het analyseren van die bronnen, het selecteren van bruikbare en betrouwbare informatie en het verwerken ervan. Tegenwoordig kan iedereen iets online zetten, dus is het zaak dat leerlingen onderscheid maken tussen bruikbare en niet bruikbare bronnen.
Voor een definitie van mediawijsheid moeten we bij de Raad van Cultuur zijn. In 2005 definieerden zij dit domein als volgt: ‘Het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld.’ Bij digitale geletterdheid gaat het hierbij om het gebruik van media waarbij digitale technologie wordt toegepast. Bij computational thinking wordt het oplossen van problemen, het ontwerpen van systemen en het begrijpen van menselijk gedrag, gebruikmakend van concepten en werkwijzen uit de informatica behandeld vanuit persoonlijk perspectief.
Digitale geletterdheid draait dus vooral om het vergaren van kennis over, het leren omgaan met en het leren creëren met digitale technologie. In het nieuwe onderdeel van het curriculum worden leerlingen gestimuleerd kritisch te zijn over digitale technologie en alle informatie die online voorhanden is. Voorlopig is het slechts ingediend als voorstel en moeten uiteindelijke beslissingen nog gemaakt worden. Oftewel; de overheid is nu aan zet.
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is niet van plan de deadline van het nieuwe curriculum naar voren te schuiven
Ondanks alle drukte rond het indienen van het voorstel voor het nieuwe curriculum, heeft Kevin Joosten, beleidsmedewerker bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, tijd vrij gemaakt om het te hebben over het nieuwe curriculum en waarom het zo lang duurt tot het onderwijs meegaat in de digitalisering.
Vooral dat laatste is een terugkerend thema in eerdere gesprekken met bijvoorbeeld Zawadi en Sanne, zij vinden dat het onderwijs behoorlijk achterloopt. “Ja, dat is een beetje het gevolg van het Nederlandse onderwijssysteem. In het basisonderwijs zijn bijvoorbeeld wettelijk maar 58 doelen geformuleerd waar leerlingen aan moeten voldoen. Dat zijn er natuurlijk heel weinig en die zijn ook nog eens heel vaag en globaal. Ontwikkelaars van lesmethodes interpreteren dat en passen hun aanbod daarop aan”, stelt Kevin. “Het kan wel zo zijn dat wij digitale vaardigheden allemaal superbelangrijk vinden, maar dat komt er dan zomaar bij. Als je je bedenkt dat het onderwijs kampt met een lerarentekort en hoge werkdruk, snap je ook dat je zoiets niet één-twee-drie door kunt drukken. Daarom kiezen we voor deze structurele herziening, alleen gaat daar wel veel tijd overheen.”
“Er zijn vast nog wel meer thema’s die belangrijk zijn en binnen het onderwijs behandeld moeten worden. Bij Greenpeace zien ze misschien wel graag dat er lessen komen over duurzaamheid, maar het is ook zaak om daar selectief in te zijn. Anders komen we straks lesuren tekort. Persoonlijk vind ik digitale vaardigheden heel belangrijk, dus ik vind het goed dat het een plekje krijgt in het nieuwe curriculum. Alleen snap ik ook de houding van scholen. Die denken waarschijnlijk: ‘Het rekenniveau gaat achteruit. Kinderen lezen steeds minder door nieuwe technologieën als Netflix.’ Dan komt er ook nog eens digitale geletterdheid bij, terwijl leerlingen al de hele dag op hun telefoon zitten. Met dat soort beeldvorming hebben we ook te dealen. Het is best wel een complex verhaal om alles concreet en behapbaar te maken voor scholen.”
Het voorstel is dus op 10 oktober ingediend, dus wat gaat daar nu mee gebeuren? “De ontwikkelteams hebben nu concreet gemaakt wat er in de leergebieden staat en wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Het voorstel is alleen nog heel erg abstract. Zo zijn de onderwerpen wel bepaald, maar er staat nog niet zozeer iets in over concrete leerdoelen. Binnenkort besteedt de politiek ook aandacht aan deze bouwstenen. Van daaruit wordt het steeds concreter zodat het onderwijs straks duidelijke leerdoelen heeft waar ze mee aan de slag kunnen. Alleen zal dat nog wel een paar jaar duren voordat dat helemaal uit gekristalliseerd is”, legt hij uit.
NLDigital, de Nederlandse branchevereniging voor de digitale sector, komt op 16 oktober met een oproep om vaart te maken met het nieuwe curriculum omdat Nederlanders volgens hen veel te weinig digitaal vaardig zijn. Het ziet er dus niet naar uit dat de deadline voor het nieuwe curriculum naar voren wordt geschoven. Er zijn politieke debatten nodig om uiteindelijk concrete leerdoelen op te stellen en een duidelijk kader te bieden aan scholen. De wens van Sanne en Zawadi wordt voorlopig dus nog niet doorgevoerd. Tot het nieuwe curriculum ingaat, moeten we het dus doen met initiatieven als Social Media Wijs en scholen die het wel belangrijk genoeg vinden om op korte termijn actie te ondernemen. Wat betreft het ontwikkelen van digitale vaardigheden bij leerlingen, heeft het onderwijs de aankomende jaren nog een flinke uitdaging voor de boeg.